Och, waarom is niet alles precies als altijd? Als de hemel toch steeds weer naar blauw helt. Lucht en water en bos blijven realiteit, Alleen hij kwam niet terug van het slagveld. Ik weet niet hoe het zat, in ons nachtelijk debat, Als je steeds maar elkaar de huid volscheldt? Och, ik miste hem nooit, alleen nu pas, nadat Hij niet terug is gekeerd van het slagveld. Als hij zweeg zat hij fout, hij zong niet in de maat, In gesprek was het iemand die ratelt, Hij verstoorde mijn slaap, ’s morgens vroeg, ’s avonds laat. Gister kwam hij niet terug van het slagveld. O wat leeg is het nu; vroeger waren we saam. Dat is iets datje achteraf vaststelt. ’t Is alsof door de wind het vuur uit is gegaan, Want hij keerde niet terug van het slagveld. Nu vandaag plots de lente de bodem uitschiet, Roep ik uit, wat er blij in mij opwelt: "Kom toch roken, mijn vriend," maar hij antwoordt me niet, Want hij keerde niet terug van het slagveld. Onze doden behoeden ons in dit geweld, De gesneuvelden zijn onze posten En de hemel weerspiegelt in water en veld En in blauwtinten kleuren de bossen. In de schuilplaats was ruimte voor ons allebei, Toen voor beiden de uren nog telden. Nu ’t alleen geldt voor mij, is het net of niet hij, Maar ikzelf niet weerom kwam van ’t slagveld.
© Judit Starreveld. Vertaling, 1993